Wormbeheersing algemeen

Iedere keer dat een koppel schapen wordt behandeld zullen de wormen die het minst gevoelig zijn voor het wormmiddel overleven, ze zijn dus weer wat resistenter dan de wormen van voor de behandeling. Minder behandelen betekent dus minder opbouw van resistentie.

Resistentie van maagdarmwormen in schapen voor de beschikbare wormmiddelen is een grote bedreiging voor de schapenhouderij. Als schapenhouders moeten we actie nemen, anders zal over een aantal jaren geen middel meer werken tegen maagdarmwormen.

Het probleem komt met name door de twee meest voorkomende wormsoorten:

1. Nematodirus battus Deze wormsoort komt met name voor in het voorjaar en geeft diarree, kan heel plotseling optreden. De grote wormeieren zijn onder de microscoop makkelijk te onderscheiden. Bij epg (aantal wormeieren per gram mest) boven de 100 kan er al een gevaar zijn. Niet te verwarren met coccidiose, mestonderzoek kan duidelijkheid geven. Ter voorkoming van Nematodirus in ieder geval lammeren in het vroege voorjaar niet weiden op hetzelfde perceel als vorig jaar.

2. Heamonchus (rode lebmaagworm) Deze wormsoort komt met name voor in de (na)zomer. Geeft geen diarree, zelf drogere mest. Dier krijgt bloedarmoede. Meestal geen koppelprobleem maar met name bijvoorbeeld bij latere lammeren of lambarlammeren. Moeilijk waarneembaar in de koppel en grote veroorzaker van sterfte.

Fokken op wormresistentie

De afgelopen jaren is er een erfelijk verband gevonden tussen de uitscheiding van wormeieren en de IgA-waarde in het speeksel in het wangslijmvlies. Een hogere IgA-waarde in het speeksel betekent een lagere gevoeligheid voor wormen (rode lebmaagworm). Het is gebleken dat je kunt fokken op wormresistentie en daar erfelijke vooruitgang boeken.

Op ons bedrijf zijn we al in 2015 begonnen van alle ooien het IgA-gehalte in het speeksel te laten bepalen. Van alle ooien hebben we intussen een indicatie van hun erfelijke wormongevoeligheid. Ook hebben we meerdere dekrammen kunnen inzetten uit ooien die onderzocht zijn en een goede IgA-waarde lieten zien ten opzichte van hun vergelijkbare leeftijdgenoten.

In 2023 heeft het stamboek uit de IgA-waardes fokwaardes (indexen) per dier laten berekenen voor wormresistentie. We weten nu welke dieren het meest wormresistent zijn. Omdat we in de selectie er al een aantal jaren rekening mee houden scoren onze dieren gemiddeld hoge indexen. Gemiddeld zijn ze dus al behoorlijk resistent en ze zullen steeds minder wormeieren op het land brengen.

Springrise en weideplan

Ooien hebben een hoge wormei uitscheiding in de weken na het aflammeren. De meeste schapenhouders ontwormen ze dan om minder wormeieren op het land te krijgen. Wij ontwormen dan niet omdat je daarmee een forse toename van resistentie van de wormen tegen het middel voorkomt (Je probeert namelijk dan alle wormen op je bedrijf te doden. In de zomer zitten er ook wormen in je lammeren EN ooien). We durven het zonder springrise-ontworming aan omdat we een strak weideplan hanteren, in het voorjaar tot 1 juni gaan de ooien met lammeren minimaal iedere 3 weken op een schone wei. Wanneer je geen ontworming voor springrise doet bij de ooien is dit noodzaak!

Zelf mest onderzoeken

We waren erg blij dat we in 2012 een cursus konden volgen om zelf de wormeieren in mest vast te kunnen stellen. Sindsdien onderzoeken we regelmatig de mest van onze lammeren en schapen op de aanwezigheid van wormeieren. Hiervoor hebben we een microscoop aangeschaft die voldoet aan de voorwaarden om te kunnen onderzoeken met de McMaster methode. Met deze methode vullen we een telkamer met in zout water opgeloste mest. Door nauwkeurig te tellen kan het aantal wormeieren per gram mest worden bepaald.

Wormbeheersing, eieren tellen onder de microscoop
eieren tellen met het telraam onder de microscoop

Mestonderzoek, tellen van eieren in mest, doen we om de volgende redenen:

Veldproeven

In 2014 zijn we als bedrijf met 9 andere bedrijven in Nederland geselecteerd om mee te doen met een veldonderzoek naar integrale aanpak van maagdarmwormen. Dit veldonderzoek is opgezet door een samenwerking van WageningenUR, Centaal Veterinair Instituut Lelystad, Universiteit Utrecht (facultieit diergeneeskunde) en Gezondheidsdienst voor dieren. Ieder bedrijf krijgt een coach van een van genoemde instituten. Op de verschillende bedrijven zal gekeken worden naar meerdere manieren om de infectiedruk van wormen te verlagen. Hierbij valt te denken aan voedingsaspecten, fokkerij, vaccinatie, beweiding, natuurlijke middelen en diagnostiek (beter waarnemen). Op ons bedrijf onderzoeken we met name de resultaten die te behalen zijn met een beweidingsschema dat ten dienste staat van het voorkomen van wormbesmetting. Daarnaast proberen we koppelbehandelingen te voorkomen door ons meer te richten op individuele dieren.

Ervaringen en aanbevelingen

De controle of een wormmiddel werkt is zeer aan te bevelen. Zo bleek voor ons een oud middel Bovex nog te werken voor heamonchus. Bovendien is het zonde van het geld een middel te gebruiken dat niet goed meer werkt.

In het voorjaar lukt het meestal tot 1 juni de koppel ooien met lammeren iedere 3 weken in een schone weide te doen. Omdat lammeren pas 3 weken na een eventuele besmetting last kunnen krijgen, hoefden we pas vanaf eind juni scherp te zijn op verschijnselen van wormbesmetting. Pas vanaf eind juni beginnen we met mestonderzoek ter vaststelling van eventuele behandeling.

De spreiding in wormuitscheiding bij lammeren is groot. De grootste uitscheiding hebben meestal de kleinste lammeren of lambarlammeren. Vaak volstaat het om alleen deze, meestal op het oog te herkennen dieren, te behandelen.

Zijn er meer dieren in de koppel die net niet goed groeien of niet mooi van kleur zijn, neem dan mestmonsters van die dieren. Zijn er meerdere met een wormuitscheiding boven de norm, behandel dan maximaal de helft van de koppel. Doe, alleen wanneer het aantoonbaar nodig is, de andere helft van de koppel 10 of 14 dagen later. Op deze manier wordt maximaal voorkomen dat de wormpopulatie in de schapen resistenter wordt tegen de maagdarmwormen. Het liefst enkele van de beste lammeren helemaal niet ontwormen.

Controleer in de nazomer vooral ook de ogen van lammeren die je verdenkt van heamonchus (rode lebmaagworm). De kleur van het oogslijmvlies moet mooi oranjerood zijn. Bij een besmetting zal het slijmvlies bleker worden vanwege de bloedarmoede. Bij een rozewit slijmvlies direct mest onderzoeken en behandelen.

Wormbeheersing, zelf mest onderzoeken
Mestonderzoek op wormeieren